Het was op een mooie zomerdag dat ik tijdens een fietstocht door Drenthe gebeld werd door Harry. Hij vertelde dat zijn broer Egbert zojuist was overleden.
Nadat ik hem had gecondoleerd, overlegden we dat ik naar het huis van Egbert en zijn vrouw zou gaan, waar ik de familie zou ontmoeten.
Nadat ik, toch met enige haast, naar huis ben gereden, mijn auto had ingepakt en mij had omgekleed, ging ik naar de familie. Onderweg dacht ik na over het voorgesprek dat ik enige weken daarvoor had gehad met Harry over de wensen van Egbert en zijn vrouw Corina. Het was hun wens dat Egbert zou worden opgebaard in het clubhuis van de motorclub, omdat zij grote motorliefhebbers zijn.
Aangekomen bij het woonhuis, spraken we over hoe alles gegaan is, hebben we een kist laten komen en Egbert overgebracht naar het clubhuis. Daar was een mooie plek waar de kist met Egbert kon staan. Ik merkte algauw hoe vertrouwd deze omgeving was voor de familie en ook hoeveel lieve en behulpzame mensen er om hen heen stonden.
Daar hebben we ook de verdere wensen over hoe de uitvaart zou gaan, besproken met Corina en Kiona, de dochter van Egbert en uiteraard met zijn broer Harry. Op de rouwkaart kwam een mooie foto van de motor van Egbert.
De daaropvolgende dagen ontmoette ik elke dag de familie in het clubhuis. Harry sliep ’s nachts in het clubhuis, want hij liet Egbert daar niet graag alleen.
Op de dag van uitvaart wilden veel vrienden van de motorclub op hun motor achter de rouwwagen aanrijden naar het crematorium. Ik kwam daar ’s morgens in mijn auto aan en zag al die indrukwekkende motoren staan. Ik kreeg de tranen in mijn ogen, omdat dit mij zo ontroerde. Na even flink slikken en een diepe zucht, ging ik naar de familie.
Voordat de familie de kist met Egbert het clubhuis uitdroeg, liep ik naar buiten en vroeg de motorvrienden of zij een haag wilden vormen waar de familie doorheen kon lopen naar de rouwauto. In een mum van tijd was dat gedaan en al die grote stoere mannen en vrouwen waren muisstil toen hun geliefde Egbert werd uitgedragen. Ik kreeg kippenvel op mijn armen.
Toen gingen we op weg naar het crematorium. Harry en zijn twee zoons reden op hun motor voorop en achter de rouwauto reed een hele stoet motorrijders. Daar aangekomen vormden ze weer een haag waar de rouwauto door heen reed.
In het crematorium was het een mooi, persoonlijk afscheid, waar de liefde voor Egbert afstraalde.
Bij het laatste lied ‘Mag ik dan bij jou’, was er een muzikale neef die spontaan mee ging spelen op de piano die daar stond. Dat was echt prachtig.
Na dit afscheid gingen wij terug naar het clubhuis. Daar gaf ik Harry het woord om een toost op Egbert uit te brengen, er werd met een lach en een traan het glas geheven.
Toen ik na enige tijd afscheid nam van de familie en de motorclubleden, ging ik met een warm en liefdevol gevoel naar huis. Ik ben er van overtuigd dat deze familie en hun vrienden hier nog vaak zullen komen om over Egbert te praten, om zo elkaar met liefde te omringen en te steunen.
Ik ben erg dankbaar dat ik deze familie mocht begeleiden bij dit bijzonder mooie afscheid van hun geliefde Egbert.
Tekst: Nienke Apperlo