2 april 2010 Goede Vrijdag. Ik zit aan de tafel bij mijn vader en moeder. Stil, verslagen, verdrietig. Wat moet je zeggen wanneer je vader de uitslag gekregen heeft van onderzoeken… alvleesklierkanker. De wereld staat even, nou ja even? ….. stil. De wereld om ons heen draait door. Je wilt het de wereld wel toeschreeuwen: mijn vader heeft kanker en gaat dood, niets meer aan te doen.
Gaat hij nog wel een behandeling doen, dan staat hem nog veel meer pijn en moeite te wachten.
De boodschap van de arts is duidelijk. Andere keus is er niet.
Diezelfde dag ‘s avonds zit ik als organist op het orgel in de Ichthuskerk. Dit keer gelukkig niet op de vertrouwde locatie waar we als kerk normaal zitten, maar te gast in een andere kerk, niet in het zicht van iedereen, maar boven. Niemand kan mij zien. Pijn en verdriet voel ik. Het wordt een bijzondere dienst. Het lijden van Jezus staat centraal, het lijden dat mijn vader staat te wachten klinkt er in door. Het wordt voor mij een bijzondere dienst. De mensen gaan, zoals gewoonlijk op Goede Vrijdag, in stilte de kerk uit. Stil wordt het in mijn hart. Ik voel de rust van God, van Jezus, in mijn leven. De pijn door Jezus gedragen, geeft rust, geeft nieuwe moed voor de komende tijd. Nooit eerder heb ik Goede Vrijdag op zo’n bijzondere wijze beleeft.
13 mei Hemelvaartsdag. ’s Nachts wordt Eva geboren. Onze dochter, het 9e kleinkind en de 4e kleindochter wordt geboren. Het ene leven komt, het andere glijdt naar het einde. Mijn vader mag het gelukkig nog meemaken. Verdriet en vreugde liggen zo dicht bij elkaar.
31 augustus. Telefoon. ‘Kunnen jullie zo snel mogelijk deze kant opkomen? Het gaat niet goed met pa.’ Op dat moment gaat er van alles door mij heen. Wie zou er even op de kinderen kunnen passen? De buurvrouw staat net even met me te praten en hoort wat er aan de hand is. ‘Gaan jullie maar. Ik kook wel eten voor de kinderen.’ Er wordt voor ons gezorgd. We gaan naar Genemuiden om de laatste uren van zijn leven bij vader te zijn. Die middag sloeg hij nog eenmaal zijn ogen op; er kwam een glimlach op zijn gezicht. Wat zou er op dat moment door hem heengaan? Zou hij iets van de hemel hebben gezien? Zou de ziel zijn lichaam verlaten? Ziet hij later die middag ons allemaal om hem heen zitten? Wachtend op het einde? Vele tranen heb ik laten vloeien. Ze zijn niet meer tegen te houden. In de vroege avond van 31 augustus is mijn vader overleden. Zijn lichaam heeft rust gevonden.
Wat heeft dit sterven zo bijzonder gemaakt? Wel dit: mijn vader heeft de rust gevonden door onder andere een goed gesprek met zijn predikant. Wat er besproken is, is mij niet bekend.
Daarnaast vond hij zijn houvast in twee liederen: psalm 130 ‘Uit diepte van ellende roep ik tot U, o God’ en het lied ‘Vleugels’, wat ook door het koor Excelsior, waar mijn vader jaren voorzitter van is geweest, is gezongen in de afscheidsdienst. De tekst daarvan luidt:
Vleugels
Heer, wil mij op uw vleugels nemen,
zoals een arend met haar jongen doet.
Totdat de stormwind is verdwenen,
dekt Gij mij met uwe vleugels toe.
Refrein:
Heer, wil mij op uw vleugels dragen,
zoals een arend met haar jongen doet.
Als ik vermoeid door zorg en vragen
soms niet meer weet hoe ik vliegen moet.
Want ik roep, Heer van dood en leven:
vang mij op voordat ik val.
Blijf met uw liefde om mij zweven,
zodat ik nimmer vallen zal.
Heer, wil mij op uw vleugels leiden,
zoals een arend met haar jongen doet.
Onder mij steeds uw vleuglen spreiden,
in voor-, maar ook ik tegenspoed.
Al zijn mijn vleugels lam geslagen,
en vind ik vliegend niet de weg terug,
Ik voel uw vleugels die mij dragen,
mij vergezellen in mijn vlucht,
mij vergezellen in mijn vlucht.
Al zijn mijn vleugels lam geslagen,
en vind ik vliegend niet de weg terug,
Ik voel uw vleugels die mij dragen,
mij vergezellen in mijn vlucht,
mij vergezellen in mijn vlucht.