Ik ben nogal een boekenwurm. Mag graag snuffelen tussen boeken en zo af en toe er een kopen. Ook in de uitvaartbranche worden boeken uitgegeven en soms zitten er aansprekende boekjes tussen, maken je nieuwsgierig en halen mij over om een exemplaar te kopen. Een aantal jaren geleden kwam ik de titel tegen ‘Daar zijn (geen) woorden voor’ van Willem de Vos. Ruim honderd verhalen over leven en sterven. Op de achterkant van het boekje staat: Gebruik de verhalen vrijelijk. Zet ze naar je hand. Vul de naam van je geliefde in. Ze zijn van niemand en voor iedereen. Van deze vrijheid wil ik graag gebruik maken. Het verhaal dat mij het meeste trof, neem ik over om ze met iedere lezer te delen.
Groots.
Twintig jaar geleden verdiende ik de kost als taxichauffeur. Een mooie baan voor iemand die niet tegen een baas kan. Ik was me er niet zo van bewust dat ik ook een soort pastor was. Omdat ik vaak ’s nachts reed, was mijn taxi soms een rijdende biechtstoel. Passagiers stapten achterin en vertelden me hun hele levensverhaal. ik ontmoette mensen van allerlei slag. Ze verbaasden me, werkten op mijn lachspieren of ontroerden me. Maar nooit was ik meer geraakt dan door die dame die ik ophaalde op een nacht in augustus.
Ik kreeg een oproep om iemand op te halen in een rustige wijk van de stad. Toen ik voorreed om half drie ’s nachts, was het gebouw donker op een verlicht raam na. De meeste chauffeurs zouden een keer toeteren, een minuutje wachten en daarna weer wegrijden. Maar ik had me aangewend naar de deur te lopen, tenzij ik het idee had dat er gevaar was. Ik liep naar de deur en klopte aan.
‘Momentje,’ zei een breekbare, oudere vrouwenstem. Na een tijdje ging de deur open. Daar stond een kleine vrouw van rond de tachtig met een voile hoedje op. Ze zag eruit alsof ze uit een film van 1940 gestapt was. Ze had een kleine tas bij zich. Het appartement zag eruit alsof het al jarenlang niet bewoond was. Alle meubels waren afgedekt, er hing niets aan de muren en de schoorsteenmantel was leeg. Er stonden een paar verhuisdozen.
‘Wilt u mijn tas naar de auto dragen?’
Ik gaf haar een arm en bracht haar naar de taxi. Ze bedankte me steeds voor mijn vriendelijkheid.
‘Ach,’ zei ik, ‘ik probeer mijn passagiers te behandelen zoals ik wil dat mijn moeder behandeld wordt.’
‘Oh, wat ben je toch een lieve jongen!’ zei ze. Ze gaf me het adres en vroeg: ‘Wil je langs het park rijden?
‘Dat is niet de kortste route,’ zei ik.
‘Dat geeft niet, ik heb geen haast. Ik ben op weg naar het hospice.’
Ik keek in de achteruitkijkspiegel. Ik zag dat haar ogen vochtig waren.
‘Ik heb geen familie meer,’ vervolgde ze, ‘en de dokter zegt dat ik niet lang meer te leven heb.’
Ik zette de meter uit en vroeg: ‘Waar wil je dat we langs rijden?’
De twee uren die volgden, reden we door de stad. Ze liet me het gebouw zien waar ze gewerkt had als liftbediende. We reden door de wijk waar ze met haar man gewoond had toen ze net getrouwd waren. Ze liet me stoppen bij een warenhuis waar vroeger een balzaal was en waar ze als kind gedanst had. Af en toe vroeg ze me om langzaam te rijden of te stoppen en dan staarde ze een tijdje in de duisternis zonder iets te zeggen.
Toen de eerste tekenen van de zonsopgang verschenen zei ze: ‘Ik ben moe, laten we maar gaan.’
Ik reed haar naar het adres dat ze me gegeven had. Twee verpleegkundigen kwamen naar buiten om haar mee te nemen in een rolstoel, ze werd kennelijk verwacht. Ik bracht haar tas naar de deur.
‘Hoeveel krijg je van me?’ vroeg ze, terwijl ze haar portemonnee pakte.
‘Niets,’ antwoorde ik.
‘Maar jij moet er toch van leven?’ zei ze verbaasd.
‘Er komen nog passagiers genoeg,’ reageerde ik. Ik boog voorover en omhelsde haar.
Ze hield me stevig vast en zei: ‘Je hebt een oude dame een laatste moment van vreugde gegeven, dank je!’
Ik schudde haar hand en liep toen de ochtendschemering in. Achter me sloot een deur. Het was het geluid van de afsluiting van een leven.
De rest van mijn dienst nam ik geen passagiers meer mee. Ik reed doelloos wat rond en dacht: Wat als deze dame een chagrijnige chauffeur had getroffen of iemand die haast had omdat hij naar huis wilde? Wat als ik gewoon even getoeterd had en was weggereden? We denken wel eens dat het in het leven gaat om de grootse momenten.