Een tijdje geleden ontving ik het bericht van een bejaarde meneer met het droevige bericht dat zijn echtgenote is opgenomen in een hospice en niet lang meer heeft te leven. Achter zulke berichten zit een heel verhaal dat niet zomaar in een paar zinnen is weer te geven. Dat hoeft ook niet. Feit is dat meneer afscheid moet nemen van zijn vrouw. Bijna 60 jaar lief en leed gedeeld.
Hoe lang het gaat duren, weten we op dat moment niet, maar een week later in de vroege ochtend komt de melding dat zij er niet meer is.
We spreken een moment af dat we elkaar zullen treffen en de laatste verzorging kunnen doen. Omdat ik op dat moment niet beschikbaar ben, zullen mijn beide collega’s de verzorging op zich nemen.
Jaren geleden heb ik in een voorgesprek al heel wat dingen voor de uitvaart met meneer en mevrouw doorgenomen en ik vind het jammer dat ik op dat moment de regeling niet kan doen.
Dat was voor meneer geen bezwaar. Mijn collega neemt de honneurs waar en bereidt de begrafenis voor. Door omstandigheden van mijn collega komt de verdere voorbereiding toch bij mij terecht.
De begrafenis wordt verder geregeld en de dag komt dichterbij dat de echtgenote zal worden begraven.
De dag ervoor nemen we nog even de laatste dingen door. Van lieverlee komt het gesprek van de uitvaart op de praktische dingen er omheen en komt het op de kleding. Meneer zegt: ‘Wat heeft u een mooie stropdas. Ik ben het er nog niet met mijzelf over eens welke das ik morgen zal dragen. Bij het pak dat ik morgen aantrek heb ik een lichte en een donkere das. Zelf dacht ik de donkere te kiezen, terwijl mijn kinderen vinden dat de lichte best kan. Maar die van u zou er wel heel mooi bij passen.’ Ik zeg: ‘Nou in dat geval mag u hem best lenen.’ We maken er verder geen afspraak over.
Ik ga naar huis om de volgende dag weer te komen voor de uitvaart. Voor de zekerheid neem ik de desbetreffende stropdas toch maar mee voor het geval dat.
Aangekomen bij het adres waarvandaan de uitvaart begint, wens ik meneer sterkte toe voor deze dag. Meneer is nog alleen thuis, de kinderen komen zo. ‘Wilt u mijn stropdas nog lenen voor vandaag?’
‘Nou als dat zou kunnen. Kijk dit is mijn pak.’ We houden mijn stropdas erbij en ja die staat toch wel erg mooi. Even later treffen we de voorbereidingen voor vertrek en zie ik meneer er keurig gekleed bij staan met jawel, mijn stropdas. Het staat prachtig.
Na een prachtige dienst in de kerk, waarin veel wordt gezongen, er bijdragen zijn van de echtgenoot zelf, de kinderen en kleinkinderen, vindt de begrafenis plaats op een eeuwenoude begraafplaats in de buurt. Alleen genodigden gaan mee naar de begraafplaats. Dat geeft een ontspannen sfeer. Heel respectvol wordt de echtgenote, moeder en oma in het graf gelegd. De kinderen zelf en een kleinzoon laten de kist met touwen in het graf dalen. Gezamenlijk wordt het ‘Onze Vader’ gebeden en sluiten we de plechtigheid af. De echtgenoot, kinderen en kleinkinderen blijven nog even bij het graf. Ik laat ze alleen.
De familie gaat naar een restaurant in de buurt voor koffie of thee.
Met mijn collega ga ik mijn auto ophalen die nog bij het woonadres van meneer staat. Samen gaan we ook naar het restaurant waar de familie inmiddels is gearriveerd.
Er wordt dankbaar teruggekeken op een emotionele dag. Praktisch alles is gegaan zoals het is afgesproken.
Het moment van afscheid nemen komt eraan. Ik geef meneer een hand en bedank hem voor het vertrouwen. ‘Ik heb nog een probleem’, zeg ik, ‘en dat is: u heeft mijn stropdas nog om. Zal ik die morgen op komen halen?’ Meneer zegt: ‘Nee hoor, dat is zo opgelost.’ Meteen wordt de stropdas losgeknoopt en over het hoofd getrokken, zoals Prins Claus ooit tijdens een officiële gelegenheid zijn stropdas weghaalde. Het enige verschil was hier dat meneer zijn/mijn das niet het publiek in gooide, maar netje weer teruggaf. Waar een uitvaartverzorger al niet goed voor is.