Het is al weer een paar jaar geleden. Walter belt mij en vertelt dat zijn vader is overleden. Geen bekende voor mij. Walters ouders wonen al jaren in Genemuiden. Vader was al een poos ziek. Aan een lijdensweg is een einde gekomen.
Aangekomen op het afgesproken adres maak ik kennis met de familie. Een hartelijke en prettige familie. Tijdens de bespreking van de uitvaart, kijk ik de kamer rond. Alles ademt de sfeer van een schippersechtpaar. Mijn vermoeden klopt.
‘Mijn ouders hebben de kost verdient met hun schip, De Spes’, vertelt Walter. ‘Geen groot schip, maar ze konden er van rondkomen.’
Na hun pensionering heeft het scheepje jarenlang bij de pont in Genemuiden gelegen. Zolang het nog kon hebben ze er nog mee gevaren en werd er menig uur in het onderhoud gestoken.
Maar de eigenaar is overleden en zijn taak als schipper is ten einde, de vaart is er uit…
De wensen worden besproken, het wordt een crematie.
Meppel heeft de voorkeur. Alles wordt vastgelegd. Een kleindochter denkt en helpt mee om de rouwkaart vorm te geven. Het schip De Spes op de voorkant van de kaart. De kist wordt er een met touwgrepen, de link met de trossen op het schip.
De dag van de crematie breekt aan. Ruim op tijd ben ik bij de familie thuis. De voorbereidingen worden getroffen voor de rit naar Meppel.
Uiteraard gaat de route via de pont en natuurlijk langs de ligplaats van het schip.
Ik rij alvast vooruit. Dat heeft als voordeel dat ik meteen kan zien of er calamiteiten zijn op de route.
Bij het crematorium ga ik aan het begin van de parkeerplaats staan om de stoet op te vangen en de mensen de weg te wijzen.
‘Ze hadden er allang kunnen zijn,’ denk ik, kijkend op mijn horloge. ‘Er zal toch niets gebeurd zijn onderweg?’
Eindelijk zie ik een auto aankomen met de voor mij bekende vlaggetjes voorop.
‘We hadden enig oponthoud’, verontschuldigt een dochter van de schipper, ‘een bijzondere ervaring. We staan te wachten voor de schutsluis Beukers. Brug was op om een vrachtschip te schutten. En wat dacht je wat er op de schoorsteenpijp van het schip stond?’ ‘De Spes?’ probeer ik.
‘Tot onze verbazing stonden er de initialen van onze vader op het schip: M.K.’
Zou er dan toch Iemand zijn die de touwtjes in handen heeft?