Dit keer weer een verhaal uit het boekje ‘Daar zijn (geen) woorden voor’ van Willem de Vos. De verhalen mogen vrij gebruikt worden en daar maak ik graag gebruik van. ‘Zoon’ staat boven het verhaal.
Een verpleegster bracht de stoere, geüniformeerde marineman naar het bed van de oude man. ‘Uw zoon is hier,’ zei ze tegen hem. Ze moest het een paar keer herhalen voor de oude man zijn ogen opende. Door de zware pijnstillers die hij gekregen had na een hartinfarct zag hij de jonge marineman die buiten de zuurstoftent stond slechts vaag. Hij stak zijn hand uit.
De jongeman vouwde zijn sterke vingers om de gerimpelde vingers van de oude man heen en fluisterde woorden van liefde en bemoediging. De zuster bracht een stoel, zodat de jongeman naast het bed kon zitten. Zo zat hij de hele nacht in de spaarzaam verlichte kamer, terwijl hij de hand van de oude man vasthield. Af en toe zei de zuster tegen hem dat hij beter even kon gaan rusten, maar daar wilde hij niets van weten. Hij bleef wakker en op zijn post, luisterend naar het zuchten van de oude man, de geluiden van de afdeling en het tikken van de apparatuur. Af en toe hoorde ze hem een paar vriendelijke woorden zeggen. De stervende man zei niets, maar hield de hand van zijn zoon de hele nacht lang vast. Tegen de ochtendschemering stierf hij.
De marineman liet zijn hand los en liep naar de zuster om het haar te vertellen. Hij wachtte toen zij de noodzakelijke dingen deed. Toen ze terugkwam wilde zij hem condoleren, maar hij onderbrak haar en vroeg: ‘Wie was die man eigenlijk?’
De zuster schrok en antwoordde: ‘Dat was toch jouw vader?!’
‘Nee, dat was hij niet,’ was zijn reactie, ‘ik had hem nooit eerder gezien.’
‘Maar waarom heb je dan niks gezegd toen ik je bij hem bracht?’ vroeg de zuster.
‘Ik wist direct dat er sprake was van een vergissing, maar voelde dat deze man nu een zoon nodig had. Toen ik doorkreeg dat hij te ziek was om te zien of ik zijn zoon was of niet, besloot ik te blijven omdat hij mij nodig had.’